-
1 thin
adj. dun, mager, ijl; klein; doorzichtig--------v. verdunnen, dunner maken; dunner worden; uit elkaar gaan; vermageren; zich langzaam verspreidenthin1[ θin] 〈bijvoeglijk naamwoord; thinner; thinness〉1 dun ⇒ smal, fijn; schraal; mager, slank2 dun (bezet/gezaaid) ⇒ dunbevolkt3 dun (vloeibaar) ⇒ slap, waterig♦voorbeelden:1 thin air • dunne/ijle lucht2 a thin audience • een klein/gering publiekhis hair is getting pretty thin on top • zijn haar begint al aardig te dunnen3 thin beer • dun/schraal biera thin voice • een zwak stemmetje¶ disappear/vanish into thin air • spoorloos/volledig verdwijnenthe thin end of the wedge • de eerste (ogenschijnlijk onbelangrijke) stap, het (aller)eerste beginskate on thin ice • zich op glad ijs/gevaarlijk terrein begeven/wagenhave a thin skin • erg gevoelig zijn〈 informeel〉 have a thin time • een moeilijke tijd doormaken; 〈 in het bijzonder〉 weinig succes boeken————————thin2〈werkwoord; thinned〉1 (ver)dunnen ⇒ dun(ner) worden/maken; uitdunnen, vermageren; (doen) afnemen (in dikte/dichtheid/aantal)2 verzwakken ⇒ (doen) afnemen (in kracht/belangrijkheid)♦voorbeelden:thin down/off/out • (uit/ver)dunnen, dunner worden/maken, (geleidelijk) verminderenthin out hair • haar (uit)dunnen————————thin3〈 bijwoord〉♦voorbeelden: -
2 жидкий
adjgener. lang, slap (о чае и т.п.), dun, vloeibaar -
3 runny
-
4 thick
adj. dik; dicht; vol; dicht opeen; domoor; vriendelijk--------adv. dicht op elkaar; in overdaad; in een dikke laag--------n. dichtste/drukste/actiefste gedeelte, drukte, middenthick1[ θik] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 〈 voornamelijk the〉dichtste/drukste/actiefste gedeelte ⇒ drukte, midden♦voorbeelden:in the thick of the mob • midden in de massabe in the thick of it • er midden in zitten————————thick21 dik ⇒ breed 〈 lijn〉; vet 〈 lettertype〉; zwaar(gebouwd); (op)gezwollen; onduidelijk, dubbel 〈 tong〉2 dik/dicht ⇒ 〈+with〉 dicht bezet/bezaaid/opeengepakt (met), druk; 〈+with〉 vol (van/met), overvloedig; weinig vloeibaar/doorzichtig; mistig, betrokken 〈 weer〉♦voorbeelden:two inches thick • twee inch dikthick type • vette lettera voice thick with sleep • een slaperige stem2 thick on the ground • dik gezaaid, zeer talrijk/frequenta thick head • een houten kopthe crowd grew thicker • er kwam voortdurend meer volk bijthe sky was thick with planes • de lucht zag zwart van vliegtuigenvery thick with • dik bevriend met6 a bit thick • nogal/al te krasget the thick end of the stick • aan het kortste eind trekkenhave a thick skin • een olifantshuid hebbenhe has a thick skull • hij is traag van begriplay it on thick • f overdrijven————————thick3〈 bijwoord〉1 dik ⇒ breed; vet; onduidelijk2 dik/dicht ⇒ dicht opeengepakt/op elkaar; talrijk, overvloedig♦voorbeelden:blows came thick and fast • het regende slagen
Перевод: со всех языков на нидерландский
с нидерландского на все языки- С нидерландского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский
- Русский
- Французский